Sprookjes

Deel A: moderne bewerking

Ik koos voor de bewerking van het sprookje Roodkapje door Louis Paul Boon. Dit is gebaseerd op het cultuursprookje Roodkapje van de gebroeders Grimm. In het oorspronkelijke verhaal werd duidelijk gemaakt dat de mensheid al eeuwenlang grote vrees had voor wolven. Het klassieke sprookje bevatte een waarschuwing voor kinderen om vooral hun ouders te gehoorzamen en niet op suggesties van vreemden in te gaan ('niet van het pad afgaan').
In 1957 maakte Louis Paul Boon er een erotische, gewelddadige versie van in zijn boek Grimmige sprookjes. De titel Grimmig verwijst naar de schrijvers Grimm.

In Boon's werk speelden een antikerkelijke houding, open seksualiteit en sterk linkse politieke opvattingen een belangrijke rol. Aanvankelijk werd Boon's werk dan ook niet goed ontvangen in het conservatieve Vlaanderen. Het is de reden dat hij van uitgever Manteau overstapt naar de Arbeiderspers in Nederland. De open seksualiteit komt terug in zijn bewerking van Roodkapje. In deze versie loopt Roodkapje, een onschuldig jong meisje, met de ogen open in de verleidelijke val van de sluwe vos. Deze verhaallijn blijft in grote lijnen behouden. Er zijn wel wat erotische en verleidelijke details in verwerkt. Roodkapje is geen klein meisje meer, maar een jong en trots meisje en ontwikkelt zich lichamelijk volop in de puberteit. Haar borstjes worden groter en daar is ze zich heel erg bewust van. Haar beste vriend is haar eigen spiegelbeeld en ze kan urenlang naar zichzelf kijken in het gladde water van de vijver in het bos. In haar mandje zitten geen koekjes en wijn, maar pannenkoeken en een flesje bier. In het bos ontmoet ze de wolf, maar ze merkt hem niet op. Ze is veel  te druk bezig met zichzelf. De wolf doet Roodkapje enkele seksistische voorstellen, maar daar gaat ze niet op in, want ze moet naar grootmoeder. Als ze daar aankomt, ligt grootmoeder in bed en kijkt haar  verlangend aan. Roodkapje kleedt zich uit en kruipt naakt bij grootmoeder in bed. Wanneer grootmoeder haar begint te strelen, merkt ze ineens dat het niet grootmoeder is, maar Adriaan Dewolf. In de versie van Louis Paul Boon eet de wolf alleen grootmoeder op. Net zoals bij de gebroeders Grimm snijdt de jager de wolf open en bevrijdt grootmoeder. Het sprookje eindigt niet met de vaste formulering 'En ze leefden nog lang en gelukkig', maar met een sexistische  opmerking van de jager naar Roodkapje toe.

Sprookjes ken ik in eerste instantie alleen vanuit mijn eigen kindertijd en de kindertijd van mijn kinderen. Ze zijn altijd zoetsappig geschreven. Ik ben een aantal keren in het pretpark de Efteling geweest en ik herken de verhalen evenzo in de parkvoorstellingen terug. De sprookjes zijn onschuldig en geschikt vanaf jonge leeftijd. Pas later merkte ik dat er ook bewerkingen van sprookjes zijn gemaakt die ik vooral ken van jeugdmusicals. Sprookjes bestaan al heel lang en ik denk dat de kracht vooral zit in de klassieke versies. Voor mij worden ze op die manier behouden voor het nageslacht en ik denk dat dat goed is. Moderne bewerkingen vind ik wel een goede aanvulling, al is het maar om te gebruiken in het secundair onderwijs als vergelijkingsmateriaal ten opzichte van de klassieke verhalen of als andere invalshoek.

Boon, L.P. (1957). Grimmige Sprookjes. Roodkapje. Amsterdam, De Arbeiderspers 

biografie en bibliografie louis paul boon. (2009). Opgeroepen op 10 april 2016 van antiqbook.info: https://www.antiqbook.

----------------------------------------------------------------------------

Onderdeel B: Minder bekende sprookjes

ANDERSEN: Het herderinnetje en de schoorsteenveger

Er was eens een man die in een huis op een heuvel woonde. Iedereen in de buurt vond het huis het allermooiste van het hele dorp. De man was alleen, omdat hij zo lelijk was dat geen enkele vrouw met hem wilde trouwen. Om toch niet helemaal alleen te zijn, kocht hij heel veel schalen, schilderijen, beeldjes en schalen. Zijn hele huis stond er vol mee. Op de kast in de huiskamer stond een porseleinen herderinnetje. Even verderop stond een beeldje van een schoorsteenveger. Hij was erg verliefd op het herderinnetje en wilde dolgraag met haar trouwen.
Tussen hen in stond een beeld van een Chinees die de hele dag met zijn hoofd knikte. 

De eigenaar van het huis bleek van hout te zijn en zag er afschrikwekkend uit met horens en wilde dieren om hem heen. Hij was uitgesneden in de kast tegenover het herderinnetje en keek de hele dag naar haar. Het duiveltje met de horens wilde met het herderinnetje trouwen, maar zij wilde dat liever met de schoorsteenveger. De Chinees vond zichzelf erg wijs en gaf het duiveltje toestemming door te knikken met zijn hoofd. Later die nacht besloten de schoorsteenveger en
het herderinnetje te vluchten. Iedereen sliep en ze kropen via de schoorsteen omhoog naar het dak. In eerste instantie vond ze het boven wel mooi, maar ze verlangde weer naar de veilige kast. De schoolsteenveger hielp haar weer naar
beneden. Terug in de kamer werden de Chinees en het duiveltje wakker en wilden in actie komen. De Chinees viel daardoor plotseling van de kast op de grond en lag in scherven op de grond. De schoorsteenveger besloot de Chinees met lijm aan elkaar te plakken. Aan het eind van zijn karweitje besloot hij het hoofd van de Chinees met een kram vast te zetten.

De duivelwilde nog steeds graag met het meisje trouwen, maar kreeg door het vastgezette hoofd van de Chinees geen toestemming meer. De schoorsteenveger en het herderinnetje bleven dicht bij elkaar op de kast staan en hadden geen last meer van het duiveltje. De beeldjes leefden nog lang en gelukkig.

ANDERSEN: De kabouter en de student (ook bekend onder de titel 'De kabouter bij de kruidenier)

Een kabouter woont in bij een kruidenier waar hij tevreden is omdat hij elke avond roompap met boter krijgt. In het kamertje boven de winkel woont een student die erg arm was en alleen een paar boeken bezat waaruit hij studeerde. Op een morgen komt de student de winkel binnengelopen om een stukje harde kaas te kopen. De kruidenier wikkelt het stukje kaas in een paar bladzijden die hij uit een oud en zeldzaam boek met gedichten scheurt. De student neemt het boek in plaats van de kaas, hij kan wel droog brood eten. Het zou zonde zijn als dat boek helemaal in stukken werd gescheurd. De student zegt dat het boek met gedichten hem meer waard is dat eten. Zodra de student is vertrokken, komt de kabouter uit zijn schuilplaats tevoorschijn. Hij heeft alles gehoord en snapt niet dat gedichten voor de student belangrijker zijn dan kaas. Nieuwsgierig als hij is, sluipt hij 's avonds naar boven. Hij kijkt door het sleutelgat en ziet de student in het boek lezen onder een grote, prachtige boom. De blaadjes zijn sterren en hij hoort prachtige muziek. Bijna besluit hij om bij de student te gaan wonen, maar de paplust overheerst. Hij blijft bij de kruidenier.
Op een nacht breekt er brand uit en in paniek probeert iedereen zijn waardevolste spullen in veiligheid te brengen. De kruidenier neemt de geldla mee en zijn vrouw haar gouden oorhangers. De kabouter rent naar boven en weet het boek te redden. Vanaf dat moment besluit hij om bij de student te gaan wonen vanwege het boek, maar ook tijdens etenstijd bij de kruidenier vanwege de roompap.

GRIMM: De duivel met de drie gouden haren

Er was eens een arme vrouw en die kreeg een zoontje. Vanwege het geluksvlies dat hij om zich heen had, werd hem voorspeld, dat hij op zijn veertiende jaar de dochter van de koning tot vrouw zou krijgen. Nu gebeurde het dat de koning, een man met een kwaad hart,  kort daarop door het dorp kwam. Niemand wist dat het de koning was. Toen hij hoorde van de voorspelling nam hij het kind tegen betaling mee. In plaats van zijn belofte er goed voor te zorgen, smeet hij het kind in een doos op het water. Zonder dat hij het wist, bleef de doos drijven. Het kind kwam bij een molenaar en zijn vrouw terecht. Ze beschouwden het als een geschenk van God. Ze zorgden goed voor de kleine vondeling en hij groeide op tot een eerlijk man.
Jaren later moest de koning eens bij een onweer in de molen schuilen. Hij vroeg aan de molenaar of die grote jongen hun zoon was. De molenaar vertelde hoe het kind bij hen terecht was gekomen. De koning begreep dat dit niemand anders was dan het gelukskind die hij in het water had gegooid. Hij besloot om de jongen voor een boodschap naar het kasteel te sturen.  Hij zei dat hij de jongen geld wilde betalen om een brief naar de koningin te brengenen. Zonder dat de jongen het wist, stond er in de brief dat hij onmiddellijk moest worden gedood. De jongen verdwaalde onderweg en kwam in de duisternis aan bij een klein huisje in het bos. De oude vrouw die binnen zat, schrok van hem en vertelde dat hij in een rovershol terecht was gekomen. De jongen vertelde zijn verhaal, maar was te moe om zich zorgen te maken en viel in slaap. Zodra de rovers thuiskwamen, hoorden ze het verhaal van de oude vrouw. Ze verbraken het zegel en lazen de brief. De rovers kregen medelijden en schreven een andere brief. Nadat hij wakker was geworden, ging hij weer op weg. Eindelijk kwam hij bij het kasteel aan en gaf de brief aan de koningin. Ze deed wat er in stond. Ze liet een schitterend bruiloftsfeest aanrichten en de prinses trouwde met het gelukskind. Na enige tijd kwam de koning thuis en tot overmaat van ramp zag hij dat de voorspelling toch was uitgekomen en het gelukskind getrouwd was met zijn eigen dochter. Hij begreep er niets van. De koningin liet hem de brief zien en de koning begreep dat er iets mee was gebeurd. Hij besloot het de jongen moeilijk te maken door een extra opdracht te verzinnen. Hij zei dat wanneer de jongen zijn dochter wilde hebben, hij eerst de drie gouden haren van de duivel moet halen. Zo hoopte de koning hem voorgoed kwijt te zijn. De jongen nam de uitdaging aan.
Hij kwam eerst bij een stad waar hem een raadsel over een fontein werd gevraagd. Hij beloofde op de terugweg langs te komen voor het antwoord. Bij een andere stad kreeg hij een raadsel over een appelboom. Ook die vraag zou hij op
de terugweg beantwoorden. Tenslotte kwam hij bij een groot meer. Ook de veerman had een raadsel. Hij begreep niet waarom hij nooit werd afgelost. De jongen beloofde ook hem het antwoord te geven zodra hij terug zou keren. Hij ging het water over en kwam bij de hel terecht. De duivel was niet thuis, maar wel zijn grootmoeder. De jongen vertelde wat hij wilde. De vrouw wilde wel helpen en veranderde hem in een mier zodat hij zich kon verstoppen. Voordat het zover
was, stelde hij alle vragen van de raadsels die hem onderweg waren voorgelegd. Ze zei dat hij goed moest luisteren wanneer ze zou proberen om de drie gouden haren uit de duivel te trekken.
's Avonds kwam de duivel thuis. Na het eten was hij moe geworden en viel naast zijn grootmoeder in slaap. Iedere keer dat ze een gouden haar uit hem trok, schrok hij boos wakker. Steeds vertelde ze dat ze had gedroomd. Wanneer de
duivel ernaar vroeg, probeerde ze steeds een antwoord van één van de raadsels bij de duivel te ontfutselen. Op die manier kreeg ze antwoord op alle vragen. Ze liet de duivel verder met rust en hij sliep tot de dag aanbrak.



Toen de duivel weg was gegaan, veranderde de oude vrouw de mier weer in zijn mensengedaante. Ze gaf hem de gouden haren. Hij bedankte de oude vrouw voor haar hulp en ging weer op weg naar huis. Onderweg gaf hij antwoord op alle
raadsel die hem waren voorgelegd. De mensen bedankten hem hartelijk en gaven hem goud mee als geschenk.

Terug op het kasteel bracht hij de koning de drie gouden haren van de duivel. De koning moest nu wel zijn zegen geven aan de jongen om met zijn dochter te mogen omgaan. Toen de koning vroeg hoe hij aan het goud was gekomen, vertelde de jongen over het gouden strand bij de hel. De hebzuchtige koning ging meteen op reis en toen hij bij 't water kwam, wenkte hij de veerman. De veerman wist inmiddels hoe hij kon worden afgelost en liet de boom over aan de koning. Hij
sprong van de boot waardoor de koning wel zelf moest varen. Met alle gevolgen van dien.