Fictieautobiografie

Kindertijd      

Ik herinner me weinig meer van mijn kindertijd. Zo weet ik niet meer of ik ben voorgelezen en uit welk boek. Navragen gaat niet, omdat mijn vader inmiddels is overleden en met mijn moeder geen contact meer mogelijk is. Wel herinner ik mij dat ik verzot was op stripboekjes. Uren kon ik in een hoekje zitten lezen zonder mij bewust te zijn van mijn omgeving. In die tijd ging ik bijna dagelijks met mijn moeder naar mijn opa en oma. Oma had een halfzus die getrouwd was met een binnenvaartschipper. Die mensen hadden een zoon die destijds geabonneerd was op stripbladen zoals de Pep en de Sjors. De Pep is uitgegeven tussen 1962 en 1975. Hierin stonden verhalen zoals Michel Vaillant, Agent 327 en De Generaal.   In de Sjors stonden strips zoals Sjors en Sjimmie en Trigië. Een deel van de inhoud van de Sjors werd overgenomen uit de Robbedoes, een blad uit België.

                                         

In de jaren 70 keek ik op televisie graag naar kinderserie Floris. Rutger Hauer speelde daarin een soort Robin Hood. De serie was erg populair. Ook keek ik graag naar McCloud, een Amerikaanse dramaserie met in de hoofdrol Dennis Weaver. Muziek luisteren deed ik via het populaire programma Toppop met presentator Ad Visser.   

Via de kerk van mijn ouders  kwam ik in contact met de jeugdclub 'Soos 16-up'. Een prachtige tijd om als tiener bij
aangesloten te zijn. We hadden als jongeren onder elkaar veel plezier. In die tijd ontstond het idee om een clubblad te maken vol met wetenswaardigheden, nieuwtjes en activiteiten. Schrijven vond ik toen al erg leuk en ik ben er vanaf het eerste begin als redactielid bij betrokken geweest. In 1984 heb ik meegedaan met een toneelstuk. Het leek een aantal soosleden leuk om een voorstelling te geven. Het stuk heette 'De ongewenste vrijer' en was een klucht. Ik kon zo mezelf verplaatsen in een bepaalde rol en met plezier spelen ten overstaan van publiek. Het is bij een eenmalig optreden gebleven.  Op televisie keek ik al vaak naar de toneelstukken van het Theater van de Lach. Dit theater was een toneelgezelschap rond de oprichter John Lanting, dat in de jaren zeventig, tachtig en negentig van de twintigste eeuw furore maakte met het vertolken van kluchten.
Ook keek ik op televisie graag naar het werk van Ko van Dijk. Ko viel mij altijd op vanwege zijn specifieke stemgeluid. Hij kon op het toneel zowel bulderen als ingetogen spelen. 

Mijn literaire competentie werd op deze manier uitgebreid met mezelf leren uiten via woord en tekst. In de jaren 80 keek ik op televisie graag naar spelprogramma's. Eén van mijn favoriete programma's was Babbelonië. Het doel van het spel was het raden van een woord dat door een panellid op een cryptische manier werd omschreven. Ook Cijfers en Letters en Hints vond ik een leuke spelprogramma's. Bij Cijfers en Letters konden de deelnemers kiezen uit een cijferspel of een letterspel. De kandidaten kozen dan klinkers of medeklinkers en de presentator toonde vervolgens een rij letters waarvan een zo lang mogelijk woord moest worden gemaakt. Bij Hints moesten de kandidaten alleen met gebaren begrippen in verschillende categorieen aan het eigen team uitbeelden.

Tussen 1987 en 1990 ben ik werkzaam geweest bij een verfgroothandel. In samenwerking met mijn leidinggevende heb ik toen redactiewerk gedaan voor het bedrijfsblaadje. Later heb ik gewerkt bij een verzekeringsmaatschappij, waar ik
ook in de redactie van het bedrijfsblad terechtkwam. Deze keer schreef ik een aantal jaren onder het pseudoniem P. de Kwaadsteniet een column. Er gebeurde veel ten aanzien van fusies en reorganisaties en de fictieve persoon in de column, Jan-Jaap, vertolkte de stem van het personeel. De column werd destijds gretig gelezen, waarbij het vaak gonsde van de geruchten wie erachter zat. Ik bleek in staat mensen te raken met wat ik schreef. Het is altijd geheim gebleven dat ik de schrijver van de column was. Mijn literaire competentie kreeg op deze manier meer diepgang.

Tijdens mijn middelbare schooltijd kreeg ik bij de talen regelmatig te maken met een boekenlijst. Ondanks de verplichting kreeg ik wel steeds meer plezier in het lezen van boeken. Naast het lenen van boeken bij de bibliotheek begon ik ook met het kopen van boeken. Ik kwam graag bij boekhandel De Slegte in Rotterdam en op rommelmarkten. Ik vind oude boeken zo lekker naar vroeger ruiken, afkomstig uit een tijd waarin de lezer nog niet werd afgeleid door televisie en internet. Het begon door het lezen van De Peelwerkers van Antoon Coolen. Ik vond het leuk om meer van dezelfde schrijver aan te schaffen en dat werd Antoon Coolen. Nu ik erop terugkijk, begrijp ik eigenlijk niet waarom ik uitgerekend juist van hem boeken ging kopen. Het grappige is, dat Bert Beulens in het voorwoord van de biografie Antoon Coolen 1897-1961 precies hetzelfde ondervindt. In een tijd dat de leraar Nederlands voorlas uit een boek van Simon Vestdijk kon hij bij een antiquariaat nog voor een prikje een echte vondst doen zoals de aankoop van
Kinderen van ons volk.
Voor mij werd het een sport om deze verzameling uit te breiden en op zoek te gaan naar de oudste versie van ieder boek. Van het boek Uit het kleine rijk heb ik drie exemplaren waaronder een eerste druk uit 1939. Mijn verzameling van deze schrijver bestaat uit elf boeken, één toneelstuk en een biografie. Mijn tweede verzameling betreft zeven boeken van
Remco Campert. Mijn literaire competentie werd op deze manier uitgebreid met klassiekere werken.

Van de boeken die ik destijds heb gekocht, zijn er voor mij twee pronkstukken bij. Op de middelbare school heb ik een werkstuk geschreven over humor in de negentiende eeuw. Tijdens mijn onderzoek naar bronnen kwam ik in het bezit van het boekje De gedichten van den Schoolmeester. Dit boekje is geschreven door Gerrit van de Linde onder het
pseudoniem De Schoolmeester.

Het tweede boekje heet Deemoed en is geschreven door Johan de Meester. Het bijzondere is dat deze schrijver een tijdgenoot was van Louis Couperus. Daarnaast kreeg ik ook interesse in andere boeken met bekende schrijvers zoals
Augusta de Wit, F. Bordewijk, Marnix Gijsen, Stijn Streuvels en Harry Mulisch.
Mijn literaire competentie kreeg hierdoor meer verbreding.

In de jaren erna heb ik vooral veel fictie gelezen. Veelal thrillers van uiteenlopende schrijvers. Sinds ik de overstap naar het primair onderwijs heb gemaakt, komt de interesse voor de literatuur weer terug. In eerste instantie vooral kinderliteratuur met schrijvers zoals Guus Kuijer, Jacques Vriens, Jan Terlouw, Carry Slee, Paul van Loon. Bijna dagelijks las ik voor in de klas, maar kregen boeken ook steeds een prominente rol tijdens het dagelijkse leescircuit. De leerlingen kregen via een rooster te zien welke leestaak ze hadden. Door het circuit was er afwisseling en bleef het leuk genoeg.

Via de lerarenopleiding in Antwerpen kom ik in aanraking met boeken van Belgische auteurs. Ik beschouw dat als een verrijking en aanvulling voor mijn literaire competentie. Sinds december 2015 heb ik in korte tijd heel veel boeken aangeschaft. Naast klassieke jeugdboeken zoals Dik Trom van C.J. Kievit, Marijntje Gijzens van A.M. de Jong, Arendsoog van J. Nowee, Abeltje van Annie M.G. Schmidt ook boeken zoals De wetten, De vriendschap en De erfenis van Connie Palmen, Wij zijn wegwerpkinderen van Thea Beckman, Lopen voor je leven van Els Beerten, De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon, Plotseling gebeurde er niets van Herman Brusselmans, Kort Amerikaans en Turks fruit van Jan Wolkers. Daarnaast is er ook aandacht gekomen voor de boeken van Carry Slee zoals Pijnstillers, Razend en Afblijven. Laatst had ik nog een leuk moment tijdens een verjaardag. Iemand vertelde dat hij een reis naar de Lofoten wil gaan maken. Ik vertelde dat ik daar nog een leuk boek over gelezen heb (Grip  van Stephan Enter). Meteen kreeg ik bijval van iemand die dat ook had gelezen en er ontstond vervolgens een leuk geanimeerd gesprek over diverse auteurs.  

Algemeen beschouwd vind ik een literaire  competentie niveau vier wel bij me passen. Literatuur is veelomvattend, vandaar dat ik nog wel een weg te gaan heb naar een hoger niveau. Het is realistisch om te zeggen dat lezen veel tijd kost en die tijd is er niet altijd geweest. Ik merk dat wanneer ik werk heb waarbij taal een rol speelt, het lezen ook meer toeneemt. Met een baan als leerkracht Nederlands in combinatie met mijn brede interesse verwacht ik wel door te groeien naar een hoger niveau.